Een andere cognitieve valkuil die ons professioneel oordeelsvermogen kan vertroebelen, is onze neiging de waarneming te laten sturen door de opdrachten die we van anderen krijgen. Indien we een verzoek krijgen iets te zoeken, zullen we gericht zijn op de uitvoering van de opdracht. Andere relevante informatie zien we dan over het hoofd. De opdracht beïnvloedt hierdoor onze gerichtheid, interpretatie en herinnering. Als de vragen die gesteld worden onze gerichtheid sturen, noemen we dit perceptuele waakzaamheid [1].
Als iemand aangeeft dat op deze pagina drie taalfouten staan, dan is de kans groter dat je een aantal fouten zult opmerken. En deze fouten eerder zult onthouden. Dit kan weer van invloed zijn op je oordeel over dit boek. Mogelijk kom je door deze opmerking eerder tot de conclusie dat “er zaten wel meerdere taalfouten in het boek” dan als de persoon niets had gezegd over de mogelijke taalfouten. Sterker, misschien constateer je hierbij taalfouten die helemaal geen taalfouten zijn. Omdat er drie moeten zijn, “vind” je er drie.
Reclamebureaus proberen hier – vaak zonder succes overigens – op in te spelen door ruim van te voren iets aan te kondigen en steeds langzaam een tipje van de sluier weg te geven.
Voorbeeld 1
Je hebt net een aantal alinea's gelezen. Maar welke geluiden hoorde je nu tijdens het lezen? Er bestaat een grote kans dat je dit niet meer (helemaal) zeker weet. Je bent gericht op het lezen en bestuderen van de tekst, zoals dit je mogelijk opgedragen hebt gekregen. Hierdoor sla je minder goed op wat je via je andere zintuigen hebt ervaren.
Voorbeeld 2
Een bekend onderzoek dat laat zien hoe een gerichte vraag ook bewust gestuurd kan worden is het onderzoek van Simons & Chabris. Aan een groep proefpersonen wordt gevraagd om te tellen hoe vaak een groep jongeren een bal overgooit. In de tussentijd loopt een chimpansee door de groep en zwaait naar de kijkers. Bijna 50 procent van de personen gaf achteraf aan de chimpansee niet gezien te hebben [2]. Deze vraag laat zien dat een zoekvraag expliciet onze waarneming kan sturen.
Een speciale variant van deze valkuil is de negatieve suggestie [3]. Als iemand de opdracht krijgt om iets niet te doen, dan zijn veel mensen geneigd om het juist wel te doen. De oorzaak hiervoor ligt om te beginnen in de werking van onze hersenen. Als ik aan je vraag om niet aan een olifant te denken, dan maken je hersenen onbedoeld toch het beeld van een olifant aan. Daarnaast spelen een bepaalde rebellie en nieuwsgierigheid een rol. Stel, ik vertel je reeds dat onderaan de tekst een plaatje staat van twee bekende Nederlanders die gemeenschap hebben (standje 23!) maar dat je nu nog niet mag kijken. Niet iedereen zal het lukken om niet meteen te kijken.
Deze valkuil kan er voor zorgen dat we geen oog meer hebben voor alternatieven die buiten het verzoek liggen. We denken compleet te zijn in ons oordeel maar zijn enkel gericht aan het zoeken. Als je drie taalfouten hebt gevonden dan stop je. Terwijl er misschien wel vier taalfouten staan.
Dit kan bij (strafrechtelijke) onderzoeken problematisch worden. Als een agent wordt gevraagd om bewijs te zoeken die de schuld van een persoon bevestigt, is de kans groter dat de agent ontlastend materiaal over het hoofd ziet dan wanneer de vraag was om te zoeken naar bewijs voor de onschuld van een persoon. Je zult verderop lezen dat dit ook nog eens extra kan misgaan als de professional in kwestie zijn beroepsidealen te veel laat meewegen in zijn handelen. De redenering “Hij is schuldig want er is bewijs gevonden” kan bijvoorbeeld hierdoor in het strafrecht toch onjuist zijn: is er wel gezocht naar tegenbewijs? [4] Voor andere vakgebieden gaat dit natuurlijk ook op (denk aan de zorg).
Deze neiging kan ons ook opbreken als gesloten vragen worden gesteld die niet alle opties in zich hebben. Polls maken hier handig gebruik van. Stel ik vraag nu aan je of je dit boek goed vindt of niet. Veel lezer zullen of antwoorden dat het een goed boek is of ze zullen zeggen dat het geen goed boek is. Andere mogelijke antwoorden worden – door de keuze van de vraag – hierdoor vergeten, zoals:
Niet alleen het over het hoofd zien van andere opties is bezwaarlijk. Ook hoe iemand de vraag verwoordt – al betekent het feitelijk (zo goed als) hetzelfde – kan de uitkomst beïnvloeden. Op de vraag: “Ben je ondanks een economische crisis voor militair ingrijpen in land x? Het zal ons € 300 miljoen kosten.” zal naar alle waarschijnlijkheid een aanzienlijk lager percentage ja-antwoorden opleveren dan de vraag “Ben je ondanks een economische crisis voor internationaal militair ingrijpen in land x. Het zal ons € 300 miljoen kosten.” Enkel het woordje internationaal heeft namelijk invloed op de uitkomst. Dit wordt nog meer versterkt als genoemd is met wie we internationaal gaan ingrijpen [5]. Maar hoe relevant is dit – het internationaal-zijn, het samen-doen – voor het oordeel? Met de "juiste" vraag kun je dus iemand dichter bij het gewenste antwoord (oordeel) laten komen. De uitkomst van de oordeelsvorming wordt beïnvloed.
Als iemand aangeeft dat op deze pagina drie taalfouten staan, dan is de kans groter dat je een aantal fouten zult opmerken. En deze fouten eerder zult onthouden. Dit kan weer van invloed zijn op je oordeel over dit boek. Mogelijk kom je door deze opmerking eerder tot de conclusie dat “er zaten wel meerdere taalfouten in het boek” dan als de persoon niets had gezegd over de mogelijke taalfouten. Sterker, misschien constateer je hierbij taalfouten die helemaal geen taalfouten zijn. Omdat er drie moeten zijn, “vind” je er drie.
Reclamebureaus proberen hier – vaak zonder succes overigens – op in te spelen door ruim van te voren iets aan te kondigen en steeds langzaam een tipje van de sluier weg te geven.
Voorbeeld 1
Je hebt net een aantal alinea's gelezen. Maar welke geluiden hoorde je nu tijdens het lezen? Er bestaat een grote kans dat je dit niet meer (helemaal) zeker weet. Je bent gericht op het lezen en bestuderen van de tekst, zoals dit je mogelijk opgedragen hebt gekregen. Hierdoor sla je minder goed op wat je via je andere zintuigen hebt ervaren.
Voorbeeld 2
Een bekend onderzoek dat laat zien hoe een gerichte vraag ook bewust gestuurd kan worden is het onderzoek van Simons & Chabris. Aan een groep proefpersonen wordt gevraagd om te tellen hoe vaak een groep jongeren een bal overgooit. In de tussentijd loopt een chimpansee door de groep en zwaait naar de kijkers. Bijna 50 procent van de personen gaf achteraf aan de chimpansee niet gezien te hebben [2]. Deze vraag laat zien dat een zoekvraag expliciet onze waarneming kan sturen.
Een speciale variant van deze valkuil is de negatieve suggestie [3]. Als iemand de opdracht krijgt om iets niet te doen, dan zijn veel mensen geneigd om het juist wel te doen. De oorzaak hiervoor ligt om te beginnen in de werking van onze hersenen. Als ik aan je vraag om niet aan een olifant te denken, dan maken je hersenen onbedoeld toch het beeld van een olifant aan. Daarnaast spelen een bepaalde rebellie en nieuwsgierigheid een rol. Stel, ik vertel je reeds dat onderaan de tekst een plaatje staat van twee bekende Nederlanders die gemeenschap hebben (standje 23!) maar dat je nu nog niet mag kijken. Niet iedereen zal het lukken om niet meteen te kijken.
Deze valkuil kan er voor zorgen dat we geen oog meer hebben voor alternatieven die buiten het verzoek liggen. We denken compleet te zijn in ons oordeel maar zijn enkel gericht aan het zoeken. Als je drie taalfouten hebt gevonden dan stop je. Terwijl er misschien wel vier taalfouten staan.
Dit kan bij (strafrechtelijke) onderzoeken problematisch worden. Als een agent wordt gevraagd om bewijs te zoeken die de schuld van een persoon bevestigt, is de kans groter dat de agent ontlastend materiaal over het hoofd ziet dan wanneer de vraag was om te zoeken naar bewijs voor de onschuld van een persoon. Je zult verderop lezen dat dit ook nog eens extra kan misgaan als de professional in kwestie zijn beroepsidealen te veel laat meewegen in zijn handelen. De redenering “Hij is schuldig want er is bewijs gevonden” kan bijvoorbeeld hierdoor in het strafrecht toch onjuist zijn: is er wel gezocht naar tegenbewijs? [4] Voor andere vakgebieden gaat dit natuurlijk ook op (denk aan de zorg).
Deze neiging kan ons ook opbreken als gesloten vragen worden gesteld die niet alle opties in zich hebben. Polls maken hier handig gebruik van. Stel ik vraag nu aan je of je dit boek goed vindt of niet. Veel lezer zullen of antwoorden dat het een goed boek is of ze zullen zeggen dat het geen goed boek is. Andere mogelijke antwoorden worden – door de keuze van de vraag – hierdoor vergeten, zoals:
- “het is wel ok” (inhoudelijk)
- “goed gaat me wat ver, maar slecht wil ik het ook niet noemen” (inhoudelijk)
- “dit kan ik pas zeggen als ik alles gelezen heb” (proces)
- “ligt eraan waarvoor je het leest” (proces)
- “voorlopig vind ik …” (proces en inhoud), et cetera.
Niet alleen het over het hoofd zien van andere opties is bezwaarlijk. Ook hoe iemand de vraag verwoordt – al betekent het feitelijk (zo goed als) hetzelfde – kan de uitkomst beïnvloeden. Op de vraag: “Ben je ondanks een economische crisis voor militair ingrijpen in land x? Het zal ons € 300 miljoen kosten.” zal naar alle waarschijnlijkheid een aanzienlijk lager percentage ja-antwoorden opleveren dan de vraag “Ben je ondanks een economische crisis voor internationaal militair ingrijpen in land x. Het zal ons € 300 miljoen kosten.” Enkel het woordje internationaal heeft namelijk invloed op de uitkomst. Dit wordt nog meer versterkt als genoemd is met wie we internationaal gaan ingrijpen [5]. Maar hoe relevant is dit – het internationaal-zijn, het samen-doen – voor het oordeel? Met de "juiste" vraag kun je dus iemand dichter bij het gewenste antwoord (oordeel) laten komen. De uitkomst van de oordeelsvorming wordt beïnvloed.
__________
[1]
Als je meer hierover wilt vinden: in het Engels heet dit: perceptual vigiliance.
[2]
Op internet zijn genoeg voorbeeldfilmpjes te vinden om het onderzoek zelf eens te proberen (awareness-test). In het Engels heet dit fenomeen inattentional blindness. Zie verder Simons, D.J. en Chabris, C.F., Gorillas in our midst: sustained inattentional blindness for dynamic events, in: Perception, 1999, Vol. 28 (9), bladzijde 1059 e.v.
[3]
De invloed van suggestie is ook in positieve zin aanwezig. Als een arts zegt dat het pijn gaat doen, dan voelen mensen eerder pijn dan als de arts zegt dat een handeling geen pijn gaat doen. Ondanks dat de handeling hetzelfde is.
[4]
Voor een bestuursrechtelijk voorbeeld zie Rechtspraak.nl,
Een gemeente mag onderzoek naar bijstandsfraude niet uitbesteden aan een commercieel bedrijf, 17 september 2014,
Een gemeente mag onderzoek naar bijstandsfraude niet uitbesteden aan een commercieel bedrijf, 17 september 2014,
http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/CRvB/Nieuws/Pages/Een-gemeente-mag-onderzoek-naar-bijstandsfraude-niet-uitbesteden-aan-een-commercieel-bedrijf-.aspx. De betreft een toelichting op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ECLI:NL:CRVB:2014:2947.
[5]
Voor een uitgebreide toelichting op dit voorbeeld: Halpem. D.F., Thought & Knowledge: an introduction to critical thinking, Lawrence Erlbaum Associates, Publishers, 2003, bladzijde 130 e.v.