Gezien de gebrekkige menselijke oordeelsvorming doe je er verstandig aan om niet altijd het oordeel van een ander over te nemen (als je dit al deed). En natuurlijk doe je er ook verstandig aan om argwanend te zijn ten opzichte van je eigen professionele oordelen. Steeds is het de kunst is om het oordeel uit te stellen en eerst vragen te stellen.
Deze kunst om vragen te (blijven) stellen is gezien het brede spectrum waarin oordeelsvorming plaatsvindt, voor iedereen waardevol. Niet alleen voor de beroepen waar oordeelsvorming zichtbaar de kern van het beroep is, beroepen als arts [1] of rechter [2] maar voor iedere professional [3]. Want is er een beroep denkbaar waar je niet met kennis hebt te maken of nooit ook oordelen zult vellen?
Sterker, volgens sommige auteurs moeten we niet alleen op ons werk maar juist ook daarbuiten een vragende houding innemen. Het beheersen van de kunst vragen te stellen is niet enkel voor beroepsbeoefenaren of professionals belangrijk. De reden hiervoor is dat wij – bijvoorbeeld als klant of cliënt – namelijk vaak eerder aan de andere kant van de tafel zullen zitten. Hoe vaak per dag hebben we geen contact met mensen die op dat moment enkel hun beroep uitoefenen maar hiervoor wel allerlei kennis inzetten?
Voorbeeld 1.
Neem zelfs het strafrecht. Dit is een rechtsgebied waar iedereen – misschien niet zozeer als dader maar wel als slachtoffer – helaas mee te maken kan krijgen. Stel vervolgens dat binnen een strafzaak DNA een rol speelt. Hoeveel waarde moet je hier aan hechten? Hoe betrouwbaar is eigenlijk DNA?[4] Is het mogelijk dat iemand een dubbel DNA heeft[5]? Heeft een bloedtransfusie invloed op het DNA-profiel van iemand? Kunnen twee mensen, bijvoorbeeld eeneiige tweelingen, hetzelfde DNA hebben? En stel er wordt binnen deze strafzaak gesteld dat er een kans van 1 op 44 is dat een verdachte het niet gedaan heeft. Dit lijkt te impliceren dat de verdachte het wel gedaan heeft. Is dit wel terecht? Kunnen dergelijk inschattingen wel berekend worden?[6] Vragen te over.
Voorbeeld 2.
Welk beroep je gaat uitoefenen, je zult waarschijnlijk ook soms iets moeten inkopen. Soms iets klein (wat pennen), soms iets groot (bijvoorbeeld op het gebied van ICT/Telefonie), soms dus materieel maar soms ook immaterieel: niet tastbare producten zoals een cursus die je gaat volgen. Maar ook buiten het werk kopen we continu zaken. In beide gevallen is het zinvol om vragen te stellen. Neem zoiets klein als een nieuwe tandenborstel. Welke koop je? En waarom zou je een automatische tandenborstel nemen? Zijn deze echter beter? Stel dat op de verpakking staat “Deze wordt aangeraden door tandartsen”. Welke tandartsen betreft dit dan? En ligt er ook wel onderzoek aan ten grondslag? Bijvoorbeeld onderzoek waaruit blijkt dat poetsen met apparaat x inderdaad minder gaatjes bijvoorbeeld oplevert? Automatische tandenborstels kosten vervolgens pakweg 20 euro à 150 euro. Wat verklaart nu dit verschil? Stel de verkoper geeft aan dat zij apparaat X ook gebruikt. Moet je hier waarde aan hechten? Vragen te over. Zelfs bij de aankoop van iets kleins als een (automatische) tandenborstel.
Of dit nu voor je werk is of daarbuiten: het is dus belangrijk dat je weet hoe je vragen moet stellen. In dit hoofdstuk zal ik dit verder toelichten. Ik zal beginnen met uitleggen waarom het stellen van vragen een teken is van het hebben van een kritische houding.
__________
[1]
Zie KNMG, Algemene competenties / CanMEDS, http://knmg.artsennet.nl/Opleiding-en-herregistratie/Project-MMV-Home/Rubrieken/CanMEDS.htm, onder 4:1.
[2]
[2]
Zo ontwikkelde de Raad voor de Rechtspraak in mei 2009 een training voor strafrechtrechters in het kritisch denken. Dit ter voorkoming van tunnelvisie en rationalisering en ter behoud van een open houding waarbij ook ruimte is voor alternatieven. Ook in de voordracht van het startsymposium Nederlands Register van gerechtelijke deskundigen op 12 maart 2009 door Mr. G.J.M. Corstens, president van de Hoge Raad der Nederlanden, wordt het belang van deze vaardigheid uitdrukkelijk genoemd: “[…] Betere opleiding, meer alertheid als het gaat om deskundigenbewijs, kritischer inzicht in de eigen beperkingen en die van de deskundigen, dat zijn zaken die veel kunnen bijdragen aan een betere strafrechtspleging. Deze aanpak past ook naadloos in de reeks van initiatieven en maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen in het kader van het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de rechtspraak in Nederland. […]”.
[3]
[3]
De kunst beroepsmatig goede vragen te stellen bij de informatie en kennis die op je afkomt, valt onder het hebben van een kritische houding, een houding die o.a. is opgenomen als criterium in de NSE. Zie Stichting Studiekeuze123, Vragenlijst, http://www.studiekeuzeinformatie.nl/nse/algemeengeintereseerden/vragenlijst. Deze houding wordt ook wel een vragende, onderzoekende of sceptische houding genoemd (“scepcis” komt van het Griekse skepsis en staat voor “onderzoek”).
[4]
[4]
Voor een eerste antwoord op deze vraag, zie: Toom, V.H., De wereld achter het DNA-bewijs, in NJB, vindplaats: 2009/0328.
[5]
[5]
Het antwoord: het is zeldzaam maar het kan. Het bekendste voorbeeld is die van de Amerikaanse Lydia Fairchild. Uit een DNA-test kwam naar voren dat zij niet de moeder was van haar kind. Omdat ze wel uitkeringsgelden had ontvangen, werd ze op basis hiervan vervolgd voor fraude. Geboortebewijzen en verklaringen van ziekenhuispersoneel werden terzijde geschoven; het DNA-onderzoek was immers duidelijk. Tijdens de procedure bleek echter dat bij Fairchild sprake was van het bij mensen zeldzame chimerisme: een combinatie van genetisch verschillende soorten cellen.
[6]
[6]
Hoe statistische vragen als deze een rol kunnen spelen in rechtszaken werd duidelijk in de zaak van Lucia de Berk. Interpretatie van dergelijke gegevens kent hierbij allerlei problemen en is niet aan alle rechters gegeven. Zie Derksen, T., Lucia de B.: reconstructie van een gerechtelijke dwaling, Veen Magazines, 2007, hoofdstuk 5.