Als een wetenschapper tot een uitkomst komt die tegen onze intuïtie ingaat dan vraagt dit om bewijs. Neem de contra-intuïtieve constatering dat de aarde rond is. Niet iedereen in de antieke oudheid (en dit ging door tot in de middeleeuwen) was hiervan overtuigd. Maar het bewijs was duidelijk. Bijvoorbeeld Aristotles wees er reeds op dat wanneer je naar het zuiden reisde dat de zuidelijke sterrenbeelden hoger boven de horizon stonden en dat dit dus moest betekenen dat de aarde rond is. Maar eigenlijk gaat dit niet enkel op voor contra-intuïtieve hypothesen. In het algemeen geldt: wie stelt die bewijst. Anders is sprake van een drogreden.
Interessant is dat Maria IJzermans van de UVT in haar promotie stelt dat emoties van invloed zijn op de rechterlijke oordeelsvorming (geen nieuw inzicht) én dat dit een goede zaak is (een nieuw inzicht). Emoties kunnen namelijk een rechter overtuigen en bijdragen aan de kwaliteit van een rechterlijk oordeel, zo is haar stelling. Van deze optimistische constatering kan natuurlijk enkel sprake zijn als de rechter zich bewust is van de emoties die spelen. Want de rechter kan zich dan bewust zijn van emotionele valkuilen die goede argumenten doet negeren.
Nu lijkt deze uitkomst de vooronderstelling te hebben dat (1) emoties correct vast te stellen en te voorspellen zijn en (2) goede argumenten en emoties niet samengaan. Hierover wordt in de wetenschappelijke literatuur echter nog flink gediscussieerd. Neem bijvoorbeeld Blumenthal (in Law and the Emotions: The Problems of Affective Forecasting), die stelt dat rechters/juryleden toekomstige emoties van anderen als de eigen emoties niet goed inschatten. Terwijl in veel juridische gevallen een inschatting van toekomstige emoties juist een belangrijke rol speelt (denk aan het strafrecht en het personen- en familierecht). Blumenthal:
Het inschatten van een huidige emotie is daarnaast ook niet zonder problemen. Onderzoek laat zien dat we vaak bepaalde non-verbale lichaamsuitingen (iemand knippert veel met de ogen, kijkt naar beneden, zit onderuit) normatief waarderen (de persoon liegt, de persoon toont oprecht berouw, de persoon is lui, arrogant, et cetera) terwijl deze non-verbale uiting ook vaak cultureel of natuurlijk verklaard kan worden. Zo knipperen mensen uit Zuid-Amerika bijvoorbeeld vaker met hun ogen dan bijvoorbeeld Nederlanders. Ten onterechte denken wij dan dat we voorgelogen worden. Dit lijkt om terughoudendheid te vragen bij het interpreteren van non-verbale lichaamsuitingen die emoties uitdrukken.
Benieuwd hoe IJzermans dit beziet? Helaas is het proefschrift nog niet openbaar en enkel te koop (tegen de 80 euro). In de zijlijn opende dit bij ons een andere discussie: zou een juridisch onderzoek met deze inhoud niet openbaar moeten zijn? Moet de transparantie die van rechters gevraagd wordt ook niet gelden voor onderzoekers die dit bestuderen?
• Emoties verbeteren kwaliteit oordeelsvorming van rechters, UVT, 27-06-2011
• De overtuigingskracht van emoties bij het rechterlijk oordeel, Boom Juridische Uitgevers, uitgave 2011
Interessant is dat Maria IJzermans van de UVT in haar promotie stelt dat emoties van invloed zijn op de rechterlijke oordeelsvorming (geen nieuw inzicht) én dat dit een goede zaak is (een nieuw inzicht). Emoties kunnen namelijk een rechter overtuigen en bijdragen aan de kwaliteit van een rechterlijk oordeel, zo is haar stelling. Van deze optimistische constatering kan natuurlijk enkel sprake zijn als de rechter zich bewust is van de emoties die spelen. Want de rechter kan zich dan bewust zijn van emotionele valkuilen die goede argumenten doet negeren.
Nu lijkt deze uitkomst de vooronderstelling te hebben dat (1) emoties correct vast te stellen en te voorspellen zijn en (2) goede argumenten en emoties niet samengaan. Hierover wordt in de wetenschappelijke literatuur echter nog flink gediscussieerd. Neem bijvoorbeeld Blumenthal (in Law and the Emotions: The Problems of Affective Forecasting), die stelt dat rechters/juryleden toekomstige emoties van anderen als de eigen emoties niet goed inschatten. Terwijl in veel juridische gevallen een inschatting van toekomstige emoties juist een belangrijke rol speelt (denk aan het strafrecht en het personen- en familierecht). Blumenthal:
This assumption is belied by psychological research on affective forecasting that demonstrates people’s inability to accurately predict future emotional states, both their own and those of others. Such inaccuracy has surprisingly broad implications for both substantive and procedural aspects of the legal system.
Het inschatten van een huidige emotie is daarnaast ook niet zonder problemen. Onderzoek laat zien dat we vaak bepaalde non-verbale lichaamsuitingen (iemand knippert veel met de ogen, kijkt naar beneden, zit onderuit) normatief waarderen (de persoon liegt, de persoon toont oprecht berouw, de persoon is lui, arrogant, et cetera) terwijl deze non-verbale uiting ook vaak cultureel of natuurlijk verklaard kan worden. Zo knipperen mensen uit Zuid-Amerika bijvoorbeeld vaker met hun ogen dan bijvoorbeeld Nederlanders. Ten onterechte denken wij dan dat we voorgelogen worden. Dit lijkt om terughoudendheid te vragen bij het interpreteren van non-verbale lichaamsuitingen die emoties uitdrukken.
Benieuwd hoe IJzermans dit beziet? Helaas is het proefschrift nog niet openbaar en enkel te koop (tegen de 80 euro). In de zijlijn opende dit bij ons een andere discussie: zou een juridisch onderzoek met deze inhoud niet openbaar moeten zijn? Moet de transparantie die van rechters gevraagd wordt ook niet gelden voor onderzoekers die dit bestuderen?
• Emoties verbeteren kwaliteit oordeelsvorming van rechters, UVT, 27-06-2011
• De overtuigingskracht van emoties bij het rechterlijk oordeel, Boom Juridische Uitgevers, uitgave 2011