Van alle kennissoorten ligt de focus van deze site op het beroepsmatig bevragen van de kwaliteit van oordelen en van iemands oordeelsvorming. Hierbij kun je – voorlopig – een oordeel zien als een uitspraak of beslissing waarin een standpunt wordt uitgesproken. Het is een uiting van een opvatting, van een mening. Dit kan gaan over de inhoud (de wat, bijvoorbeeld als iemand uitspreekt “Ik ben voor verdere doorbehandeling van deze patiënt”) als over het proces (de hoe, “Om vast te stellen of we moeten doorgaan met het behandelen van deze patiënt, moeten we eerst een drietal bloedonderzoeken doen”).
Dat de focus op oordelen en oordeelsvorming ligt, heeft drie redenen.
Reden 1.
Dat de focus op oordelen en oordeelsvorming ligt, heeft drie redenen.
Reden 1.
Ten eerste raakt oordeelsvorming de kern van veel beroepsmatig handelen. Zoals je eerder hebt gelezen, zijn er wel professionals die feiten beschrijven, verklaringen geven en voorspellingen doen maar deze dienen in de beroepspraktijk – eventueel via tussenoordelen – dikwijls als onderbouwing van een eindoordeel. Dit heeft tot gevolg dat het geven van oordelen ook meteen het geven van beschrijvingen, verklaringen en voorspellingen behelst. Het voorbeeld van de arts in de vorige paragraaf is treffend. Het oordeel van de arts (rust) had niet gegeven kunnen worden als de arts niet de situatie had onderzocht en in ieder geval voor zichzelf had beschreven (dat bijvoorbeeld een opgezwollen spier en de blauwe plek waren opgemerkt).
De stap van oordeel naar advies is vervolgens minder groot. We verwachten soms ook adviezen van professionals maar de praktijk laat zien dat dit grotendeels wordt bepaald door de oordelen en oordeelsvorming die hieraan vooraf is gegaan.
Schematisch:
Reden 2.
De stap van oordeel naar advies is vervolgens minder groot. We verwachten soms ook adviezen van professionals maar de praktijk laat zien dat dit grotendeels wordt bepaald door de oordelen en oordeelsvorming die hieraan vooraf is gegaan.
Schematisch:
Reden 2.
De tweede reden waarom oordelen en oordeelsvorming centraal staan, is dat iedere professional met oordeelsvorming heeft te maken. Zo zien we oordelen die expliciet door een beroepsbeoefenaar worden gemaakt. Als bijvoorbeeld een arts een diagnose stelt dan is het duidelijk dat de arts expliciet met oordeelsvorming bezig is. Hiervan is tevens sprake indien een juridisch medewerker tot een bepaalde opvatting komt en deze uitspreekt of vastlegt: “Op basis van de verzekeringsvoorwaarden heeft u geen recht op schadevergoeding.” Soms vindt de oordeelsvorming echter eerder impliciet plaats. De opvattingen van een beroepsbeoefenaar gaan dan achter het handelen schuil en worden niet expliciet uitgesproken. Als een ambtenaar, zonder zich hiervan misschien bewust te zijn, in de avonduren de telefoon opneemt om een collega te woord te staan dan gaat hierachter ook een oordeel schuil. Namelijk hoe deze ambtenaar in dit geval vindt dat hij met deze collega wil omgaan.
Voorbeelden van oordelen en uitspraken waar oordeelsvorming aan vooraf is gegaan.
- De advocaat: Er kan geen sprake zijn van openlijke geweldpleging want …,
- De agent: Ik moet omrijden want …,
- De ambtenaar: Uw bezwaar heeft niet geleid tot een ander besluit want …,
- De arbeids-jurist: Er is in deze casus inderdaad sprake van een arbeidsovereenkomst want …,
- De bestuurder: Ondanks onze winstgroei moeten we reorganiseren want …,
- De docent: Je moet bladzijde x tot y lezen want …,
- De fiscalist: Het bedrag te betalen aan belasting bedraagt … euro, want ...,
- De huisarts: U krijgt een middel dat u driemaal daags moet slikken want …,
- De Human-Resource-medewerker: U kunt maar voor een jaar ouderschapsverlof opnemen want …,
- De jeugdzorgmedewerker: Ik adviseer uithuisplaatsing van de kinderen want …,
- De manager: Je komt niet in aanmerking voor een vaste aanstelling want …,
- De politicus: Nederland moet uit de Eurozone stappen want …,
- De technicus: Ik adviseer u deze HR-ketel te vervangen want …,
- De verkoper: In jouw geval kun je het beste dit all-in-abonnement nemen want …,
- De verloskundige: Ik raad je aan om niet meer dan twee keer per week vette vis te eten want …,
- De verpleegkunde: Ik adviseer u om vanmiddag wel even een uurtje uit bed te gaan want ….
Reden 3.
Voorbeelden van oordelen en uitspraken waar oordeelsvorming aan vooraf is gegaan.
- De advocaat: Er kan geen sprake zijn van openlijke geweldpleging want …,
- De agent: Ik moet omrijden want …,
- De ambtenaar: Uw bezwaar heeft niet geleid tot een ander besluit want …,
- De arbeids-jurist: Er is in deze casus inderdaad sprake van een arbeidsovereenkomst want …,
- De bestuurder: Ondanks onze winstgroei moeten we reorganiseren want …,
- De docent: Je moet bladzijde x tot y lezen want …,
- De fiscalist: Het bedrag te betalen aan belasting bedraagt … euro, want ...,
- De huisarts: U krijgt een middel dat u driemaal daags moet slikken want …,
- De Human-Resource-medewerker: U kunt maar voor een jaar ouderschapsverlof opnemen want …,
- De jeugdzorgmedewerker: Ik adviseer uithuisplaatsing van de kinderen want …,
- De manager: Je komt niet in aanmerking voor een vaste aanstelling want …,
- De politicus: Nederland moet uit de Eurozone stappen want …,
- De technicus: Ik adviseer u deze HR-ketel te vervangen want …,
- De verkoper: In jouw geval kun je het beste dit all-in-abonnement nemen want …,
- De verloskundige: Ik raad je aan om niet meer dan twee keer per week vette vis te eten want …,
- De verpleegkunde: Ik adviseer u om vanmiddag wel even een uurtje uit bed te gaan want ….
Reden 3.
Indirect geeft het overzicht je de derde reden waarom je beter gericht kunt zijn op oordelen en oordeelsvorming. Bovenstaande oordelen laten namelijk zien dat jij, als collega, patiënt, werknemer, klant of belanghebbende, continu te maken hebt met de oordeelsvorming van anderen. Zittend aan de andere kant van de tafel heb je de hele dag door te maken met oordelen van anderen die jou aangaan. Worden er beslissingen genomen voor je en wordt op basis daarvan je geadviseerd op een bepaalde manier te handelen. Dit kan direct zijn – bijvoorbeeld als je wordt aangesproken door je leidinggevende – maar ook indirect. Van het laatste is bijvoorbeeld sprake als iemand van oordeel is dat zijn product zo goed mogelijk verkocht moet worden en jou – of jouw organisatie – via reclame en reclameslogans aanzet dit ook te omarmen.
Willekeurige voorbeelden met advies aan ons om op een bepaalde manier te handelen.
Koop ons:
“Heerlijk helder Heineken.”
“Op een dag drink je geen bier meer maar drink je Grolsch.”
“Zo. Nu eerst een Bavaria.”
“Op een dag drink je geen bier meer maar drink je Grolsch.”
“Zo. Nu eerst een Bavaria.”
Bezoek ons:
“Kom naar Sensation, Pukkelpop, Dauwpop, Lowlands, …”
“Bezoek de nieuwe film van …”
Stem op ons:
“CDA. Samen kunnen we meer.”
“D66. En nu vooruit.”
“PvdA. Voor een sterker en socialer Nederland.”
“VVD. Zeker nu.”
Studeer als volgt:
“Je moet je huiswerk maken.”
“Neem je boeken mee.”
“Je moet voldoen aan deze competenties.”
Let op je gezondheid:
“Eet niet te veel vlees.”
“Eet 2 keer vis per week.”
“Eet 7 porties groente en fruit per dag.”
Verplaats je als volgt:
“Rijd maximaal 120 op deze snelweg.”
“Rijd maximaal 30 hier.”
“Parkeer hier niet je auto.”
Werk als volgt:
“Beantwoord de mail binnen 3 werkdagen.”
“Neem ook de telefoon van anderen op.”
“Spreek de klant aan met u.”
Geef geld / doneer:
“Sta op tegen kanker (KWF Kankerbestrijding).”
“Help mee onze droom waar te maken (Longfonds).”
“We hebben je hart nodig (de Hartstichting).”
Aanvaard deze kennis:
“Omarm de evolutietheorie.”
“Maak gebruik van de 7S-methode.”
“Stel goede vragen.”
Et cetera.
Maar waarom zou je dit doen? Wat zijn de redenen voor deze adviezen? Zijn dit vervolgens goede redenen? Was de kennis die aan deze adviezen ten grondslag heeft gelegen goed? Was de oordeelsvorming die aan deze adviezen ten grondslag heeft gelegen goed? De adviezen roepen hopelijk al enkele vragen op.
In de volgende bijdragen zal je namelijk lezen dat je niet direct er vanuit moet gaan dat iemand goed geoordeeld heeft. Of dat jij goed oordeelt. Ons oordeelsvermogen kent, zonder dat we ons vaak hier bewust van zijn, namelijk allerlei gebreken [1]. Meer weten hierover? Lees hier.
__________
[1]
Al zijn mensen misschien wel geneigd om van oordeel te zijn dat bij andere mensen nog wat te winnen valt wat betreft het oordeelvermogen: ‘redeneren en oordelen is als autorijden: kon de ander het maar wat beter’. Of zoals de filosoof Peirce schreef: “Few persons care to study logic, because everybody conceives himself to be proficient enough in the art of reasoning already. But I observe that this satisfaction is limited to one’s own ratiocination, and does not extend to that of other men.” In Peirce, C.S., The fixation of belief, in (o.a.): Buchler, J., Philosophical writings of Peirce, Courier Dover Publications, 1955, bladzijde 5.