Twitter Facebook RSS Feed Email

HART-criteria voor goed argumenteren

Een tweede, meer gestructureerde manier om betogen en redeneringen te bevragen is met  behulp van de HART-methode. Een oordeel kun je volgens deze methode benaderen aan de hand van vier criteria, te weten helderheid, aanvaardbaarheid, relevantie en toereikendheid [1].

Deze vier criteria leveren hiermee vier vragen op waarop je een betoog of redenering kunt bevragen:

  • In hoeverre is het oordeel (de redenering of betoog) HELDER ?
  • In hoeverre is de gebruikte informatie in het oordeel AANVAARDBAAR?
  • In hoeverre zijn de argumenten RELEVANT?
  • In hoeverre zijn de argumenten TOEREIKEND?

Ik zal de HART-criteria kort toelichten. De uitgebreide toelichting volgt in opkomende artikelen.


Helderheid (analyse)
Je moet om te beginnen proberen helder te krijgen wat iemand precies betoogt. Dit klinkt logisch maar soms laten we ons ergens van overtuigen zonder dat we misschien inzien hoe en wat precies beredeneerd wordt. Maar of dit nu een wetenschappelijk artikel, een opiniërende column, een pleitnota, een bezwaarschrift of bijvoorbeeld een mondeling betoog betreft: eerst moet je natuurlijk duidelijk krijgen wat precies betoogd wordt [2].

Een kritische houding begint om die reden met het analyseren van het betoog van de ander. Wat is het standpunt en wat zijn de argumenten? Hoe verhouden de argumenten zich ten opzichte van elkaar? Lopen argumenten niet door elkaar heen? Wat wordt precies beweerd? Pas nadat je dit duidelijk hebt, kun je een betoog evalueren aan de hand van de andere drie criteria: kun je de inhoud van de argumenten beoordelen.
 
Helderheid is hiermee dus essentieel voor een zelfstandige en weloverwogen acceptatie van het betoog. Een methode om deze helderheid te krijgen, is door gebruik te maken van een aanpak waartoe Aristoteles twee millennia geleden reeds een eerste aanzet heeft gegeven.  Dit betreft het achterhalen van de argumentatiestructuur van een betoog. Maar laat ik het niet moeilijker maken dan het is. Begin gewoon met het vaststellen van het standpunt en wat de argumenten zijn. Een opinie van 1 A4 laat zich niet zelden terugbrengen tot één standpunt met iets van drie argumenten. De rest is vulling en kan weg.

Aanvaardbaarheid (evaluatie)
Nadat het je duidelijk is geworden wat het standpunt en de argumenten zijn, kun je de kwaliteit ervan gaan bevragen en evalueren. Hiertoe dienen de drie andere criteria.

De uitspraken die iemand doet in de argumentatie, moeten om te beginnen aanvaardbaar zijn, willen ze overtuigen. Ze moeten houdbaar zijn. Of dit nu bijvoorbeeld feitelijke beweringen betreffen, de oordelen die iemand velt, of de toepasselijke beginselen die aan een redenering ten grondslag liggen: ze moeten waar of juist zijn.

Neem een simpele redenering als: "We moeten naar huis want het gaat zo regenen". Wat wordt dan bedoeld met zo? En stel dat wordt bedoeld "binnen 10 minuten gaat het regenen", waar is dit dan op gebaseerd? Is hier bewijs voor? Buienradar? Eigen waarneming? Of wil je gewoon naar huis en gebruik je dit als excuus. En hoe zit het met de achterliggende veronderstelling: "Altijd als het regent, moet je naar huis". Hoezo? We kunnen toch ook de kroeg in? Een regenjas aandoen? Waarom dan naar huis?

Zelf een kleine redenering als deze roept al genoeg vragen op. Allerlei vragen die je kunt stellen voordat je de inhoud kunt omarmen.

Relevantie (evaluatie)
Met het derde en vierde criterium probeer je vast te stellen of de argumenten wel kunnen leiden tot de conclusie. De redenen die iemand geeft, moeten om te beginnen relevant zijn voor de conclusie. Of het nu gaat om een betoog om jou ergens van te overtuigen of als je zelf een beslissing neemt: de redenen moeten relevant zijn.

Stel een student zegt: “Ik wil minder huiswerk want de zon is achter de wolken”. Misschien moet je wel aanvaarden dat de inhoud in het argument klopt: de zon is inderdaad achter de wolken. Maar dan nog lijkt dit niet op een relevant argument. Meer relevant is het argument “(want) we moeten meer doen voor het vak dan er uren voor staan”.

Natuurlijk kun je pas over de relevantie oordelen als je het hele argument in beeld hebt (de H van Helderheid dus). Om de relevantie van de argumenten te doorgronden of om een ander hier gericht op te bevragen, is het waardevol om inzicht te krijgen in argumentatieschema’s.

Toereikendheid (evaluatie)
Tot slot moeten de argumenten toereikend  zijn voor de conclusie. Dit geeft toereikendheid als vierde criterium. Dit brengt een lastige vraag met zich mee want wanneer is een conclusie nu afdoende beargumenteerd? Hoeveel voorargumenten moeten er nu worden aangedragen om te kunnen overtuigen? Is één argument genoeg, twee, drie?

Het argument dat jij goede cijfers hebt gehaald tijdens je studie, is relevant om een goede stageplek te krijgen maar dit hoeft nog niet toereikend te zijn. Misschien heeft een medestudent wel én goede cijfers én heeft hij reeds veel ervaring door het doen van bestuurswerk naast zijn studie.

Ten tweede zal in een deugdelijk betoog ook al geanticipeerd worden op tegenargumenten wil het toereikend zijn. Als op een voor de hand liggend tegenargument niet geanticipeerd wordt, lijken de argumenten nog niet toereikend. Om deze reden is ook het onderkennen van voorbehouden belangrijk. Wordt in het betoog al rekening gehouden met een eventuele uitzondering (het voorbehoud)? Ook om de toereikendheid van een argumentatie vast te stellen, kun je de argumentatieschema´s erbij pakken.


__________________________________

[1]
Deze vier criteria bouwen voort op het driehoek-model van Johnson & Blair. Zie Johnson, R.H. en Blair, J.A. Logical self-defense, IDEA, 1994, bladzijde 49 e.v. Zie bijvoorbeeld ook: Hughes, W., Lavery, J. en Doran, K., Critical thinking, an introduction to the basic skills, Broadview Press, 2009, bladzijde 116. Dat een betoog eerst inzichtelijk (helder) moet zijn, is een eigen toevoeging. Zie echter voor een gelijke conclusie Damer, T.E., Attacking faulty reasoning: a practical guide to fallacy-free arguments, Cengage Learning, 2008, bladzijde 31. Soms wordt ook efficiency als vijfde criterium toegevoegd teneinde te beoordelen of ruimte is gemaakt voor tegenargumentatie (zie Damer, bladzijde 38). Dit kan m.i. worden meegenomen onder de toereikendheid van argumentatie. Daarnaast worden soms andere woorden (vertalingen) gebruikt. Bijvoorbeeld adequaatheid in plaats van toereikendheid.

[2]
Van Schaaijk spreekt van een controleerbaar betoog. Zie Schaaijk, G.A.F.M. van, Praktijkgericht juridisch onderzoek, Boom Juridische Uitgevers, 2011, bladzijde 188.